Voor mij een Astridje en een Marie-Joseeke, alstublieft

Ieder gebakje heeft een naam. Neem nu het Astridje, het pateeke op basis van meringue en slagroom. In het Frans heet dat eigenlijk ‘merveilleux’ en het is één van de klassiekers in de patisserie.

astridLR

Waarom werd het merveilleux gebakje plots Astridje genoemd ?

In 1889 werd in Mechelen de Koninklijke Manufactuur van Wandtapijten opgericht door de familie De Wit. Dit familiebedrijf groeide uit tot een van de meest vooraanstaande leveranciers en restaurateurs van wandtapijten. Het Belgisch koningshuis was één van hun vaste klanten.

Koningin Astrid (1905-1935) bracht regelmatig een bezoek aan de textielweverij en elke keer zorgde meneer De Wit voor koffie en pateekes van bakkerij Van Uytven. Koningin Astrid was verlekkerd op de Mechelse merveilleuxkens  en dat kwam aan de oren van de bakker. Die vroeg de koningin daarop toelating om zijn gebak naar haar te mogen noemen. Ook in Antwerpen wordt deze naam gebruikt.

Een ander hofpateeke is het Marie-Joseeke: een chocoladekuipje gevuld met slagroom, een stukje biscuit gesprenkeld met kirsch en fruit. Het werd voor het eerst gemaakt in 1930 naar aanleiding van het huwelijk van prinses Marie-José, dochter van Albert I, met de Italiaanse prins Umberto.

Walter Geluyckens

Erasmus avant la lettre

Na de Eerste Wereldoorlog trekken de rijke Britten op vakantie naar Europa. Zwitserland wordt een fervente bestemming. De Zwitsers gaan hier graag op in en spelen hun gastronomische troeven uit. De Coba Schule wordt opgericht in Bazel. Deze school levert banketbakkers af van hoogstaand  niveau. Studenten van bij ons, meestal zonen van patissiers, gingen aan deze school studeren. Het was geen goedkope opleiding, maar de resultaten mochten er zijn.

konditorei-LR

Wie slaagde in de eindproef kreeg  een genummerd exemplaar van het “Schweizer illustriertes handbuch der Konditorei”.  We vermelden o.a. Gustave Wittamer zoon van Henri Wittamer (Brussel) als student maar ook Ferdinand Snepvangers, van de verdwenen Patisserie Moreels op de hoek Quellinstraat en de Quinten Matsijslei, studeerde aan deze gerenommeerde school af.

In Luzern wordt in 1948 de Richemont school opgericht door een rijke Engelsman uit het graafschap Richemont (Kent). Ook deze school wordt toonaangevend op het gebied van patisserie. Om de kwaliteit na de studie te verzekeren, worden in verschillende landen Richemont-clubs opgericht (voor België in 1959). Ook vandaag nog wisselen banketbakkers uit verschillende landen hier informatie uit.

Walter Geluyckens

‘t Is Koekenbak van schijtkoeken

Vanaf 1880 vestigde Eugéne Beliën zich op de Grote Markt 52 in huis “de Mortier” als peperkoekbakker. Hij zette een traditie voort die teruggaat tot de 16 de eeuw. Antwerpen was toen al een koekenstad met tal van bakkers van peperkoek, die tot in Engeland als Spice Cake werd verkocht.

peperkoek2

Huis Beliën-Verstrepen bakte ook zemelkoeken met laxatieve werking, die door geconstipeerden ten zeerste op prijs werden gesteld. De Antwerpenaars gaven ze de gepaste naam: schijtkoeken.

Walter Geluyckens

Zwitserse pasteibakkers in Antwerpen

Patisserieën vestigden zich bij voorkeur op chique locaties in de stad. Zo waren er patisserieën met verbruiksalon op De Keyserlei, maar ook op de  Grote Markt vestigde zich in 1812 de Zwitserse pasteibakker Andreas Tschander uit Brayer. Hij had assistentie van vijf Zwitserse banketbakkersgasten. Behalve in de bakkerij waren ze ook bedrijvig als confiseurs en chocoladefabrikanten. Later in 1860 kwam de patisserie in handen van banketbakker Fridalinus Blumer uit Zwitserland.

blumerpub

De “Patisserie Blumer” werd een  begrip voor de Antwerpenaars. In de volgende jaren vestigden zich nog zeven  Zwitserse banketbakkersgasten – twee vrouwelijke winkelbedienden, twee kokkinnen en drie meiden – in het pand “de vier heemskinderen”, Grote Markt 31 (47). Later verhuist deze patisserie naar de Meir, waar ze tot midden 1900 bleef bestaan.

Walter Geluyckens